Het verhaal van ‘de erfgenaam’

In het verhaal van ‘de erfgenaam’ komen de belangrijkste onderwerpen en thema’s uit het onderzoek en boek via de levensloop aan de orde. Dit beknopte verhaal schetst een algemeen beeld van het leven van een vermogende erfgenaam.

Opgroeien in en onderdeel zijn van een vermogend gezin biedt een toekomstige erfgenaam zowel kansen als uitdagingen. De belangrijkste uitdaging in de jeugd is de uitzonderingspositie door het familievermogen. Kinderen van vermogende ouders zijn zich al op jonge leeftijd bewust dat er iets anders is, dat zij anders zijn. Zij worden hier door de buitenwereld soms ook op aangesproken: ‘Hé moet jij geen gouden rugzakje?’. Desondanks doen veel ouders alsof het gezin net zo gewoon is als de rest van Nederland. De meeste ouders praten te weinig met hun kinderen over het familievermogen en dat levert bij hun kinderen verwarring op. Om de toekomstige erfgenaam optimaal voor te bereiden op de erfenis, is een vermogensopvoeding noodzakelijk. Veel vermogende ouders beperken zich tot een financiële opvoeding.

Vermogende ouders hebben drie grote angsten over hun kinderen: te weinig zelfinitiatief, teveel belang hechten aan materiële zaken en met een ongeschikte (huwelijks)partner thuis komen. Deze angsten verklaren mogelijk waarom ouders geen vermogensopvoeding geven en te weinig communiceren over het familievermogen: wat niet weet, wat niet deert.

Vermogende ouders voeden hun kinderen op met vier belangrijke familiewaardes: het gaat om eenheid binnen de familie, dat niemand zich meer voelt dan een ander, dat je over het vermogen je mond houdt en dat het belangrijk is iets te doen voor de maatschappij. Ouders proberen hun kinderen gewoon en normaal op te voeden, net als in ieder ander gezin, maar dat is onmogelijk. Terugkijkend blijkt de algemene opmerking “geld maakt niet gelukkig” voor deze groep erfgenamen pijnlijk waar te zijn.

In de financiële opvoeding worden vaardigheden geleerd om financieel zelfredzaam te worden. Met andere woorden, leren over de waarde van eigen geld: sparen, budgetteren en lenen. Het calvinisme wordt er met de paplepel in gegoten: doe maar gewoon, zuinigheid en vlijt. Kinderen kunnen lenen bij hun ouders, maar nooit voor consumptieve bestedingen of ‘luxe’. Ouders fungeren als rolmodel voor financieel gedrag maar dubbele boodschappen werken zwaar door in de opvoeding. De waarschuwingen die deze kinderen vaak meekrijgen is dat mensen altijd op je geld uit kunnen zijn. Achterdocht over de buitenwereld is volgens de vermogende ouders gerechtvaardigd en daarom trouw je later op huwelijkse voorwaarden.

Merkwaardig genoeg komt een vermogensopvoeding nauwelijks voor. Communicatie over het familievermogen verschilt sterk per familie en zwijgzaamheid van ouders wordt hen achteraf niet in dank afgenomen. Meisjes krijgen meestal een ‘andere’ vermogensopvoeding dan jongens, terwijl het doel van vermogensopvoeding nu juist is te kunnen oefenen voor later. Het loslaten, het accepteren van de volwassen staat van het kind, is voor vermogende ouders moeilijk, maar dit is eerder psychologisch dan financieel. De meeste ouders herhalen hun eigen financiële en vermogensopvoeding: zwijgzaam en moeilijk loslaten. Nieuw geld heeft het moeilijk, want daar hebben ouders zelf geen ervaring met een vermogensopvoeding. Bij oud geld is dat meestal wel het geval hoewel de vermogensopvoeding in deze families meestal ook niet optimaal is.

Over de erfenis moeten veel beslissingen worden genomen. Sommige beslissingen zijn achteraf moeilijk te reconstrueren omdat in deze situatie veel emoties spelen. Dat kan onvrede achteraf opleveren. Er wordt vaak gekozen om een familielid te benoemen als executeur, maar daar kleven bezwaren aan.  De executeur is partij bij de verdeling van de nalatenschap en de overige erfgenamen kunnen het idee krijgen dat sprake is van een voorkeurspositie in het gezin.

Bij het beheer van het vrije vermogen zijn opvallend veel negatieve ervaringen, waarbij de beperkte adviesvaardigheden van adviseurs het meest worden genoemd. Vooral erfgenamen van de tweede generatie ervaren de erfenis in praktische zin als een last.

Bij gebonden vermogen, het familiebedrijf, ontstaat binding met het bedrijf niet vanzelf maar moet georganiseerd worden. Ouders zitten wat betreft de toekomst van hun eigen kinderen in het familiebedrijf nogal eens klem tussen de loyaliteit naar hun eigen ouders en de mogelijkheid voor hun eigen kinderen om op te volgen in het familiebedrijf.

Werken door erfgenamen in het familiebedrijf is net gewoon werk, met dezelfde regels als de overige werknemers. De meeste families maken goede regels over aandeelhouderschap en dividend. Toch zijn er bronnen van conflict in het familiebedrijf, zoals gebrek aan communicatie en informatie, een te ruime levensstijl of verschil in bijdrage aan het bedrijf.

Leven met de materiële en de psychologische erfenis is voor veel erfgenamen een hoop gedoe. Communiceren in het eigen gezin over geld en vermogen blijkt toch moeizaam. De emotionele impact van de erfenis en het aanpassingsproces aan de nieuwe vermogenssituatie is niet eenvoudig. Het loopt van ontkennen naar acceptatie, en kan soms jaren duren. In het huwelijk kan door het vermogen een machtsstrijd ontstaan tussen man en vrouw. Mannen informeren hun echtgenotes vaak niet over het vermogen, feitelijk om de macht te houden (bijvoorbeeld bij echtscheiding).

Het vermogen geeft vrijheid en tegelijkertijd is het de kunst voor erfgenamen om de kwelgeest van het vermogen kwijt te raken. Er is een beperking van vrijheid door de (impliciete) doelstelling van het in standhouden van het vermogen en de grote verantwoordelijkheid om het vermogen te beheren. Sommige erfgenamen hebben door hun uitzonderlijke vermogenspositie last van schaamte of schuldgevoelens, andere erfgenamen hebben last van lage eigenwaarde. Vermogen als kwelgeest of bron van vrijheid lijkt in het leven van vele erfgenamen de spanning te zijn. De belangrijkste opgave blijkt het vinden en vast houden van een eigen identiteit, eigenwaarde en maatschappelijke rol, ondanks het vermogen of juist met het vermogen. Als een erfgenaam een werkbare helderheid heeft over de rol en doelstelling van het vermogen, dan kan dat dienen als kompas. Dát is de volgorde om van de erfenis een bron van vrijheid te maken.